2.1 Genre
De filmdocent leert zijn leerlingen onderscheid te maken tussen documentaire en fictie en verschillende genres* uit diverse culturen en dit te onderbouwen. *documentaire, speelfilm, bollywood, nollywood, film in autonome kunst, animatie, televisiedrama, game, trailer, videoclip, AR- en VR-beleving, social media-video, commercial
2.2 Narratief
De filmdocent maakt zijn leerlingen een begrippenkader* eigen, zodat zij de opbouw van het film-narratief kunnen analyseren. *personage, climax, perspectief, protagonist, spanningsboog, de vijf w’s
2.3 Vormgeving
De filmdocent onderzoekt met zijn leerlingen hoe aspecten van de vormgeving* het filmverhaal vertellen. *camera, beeldkaders, perspectief, compositie, montage, sounddesign, belichting, locatie, set dressing, kleur
2.4 Context
De filmdocent ontrafelt met zijn leerlingen de verschillende betekenissen of interpretaties die de film kan overdragen.
De filmdocent stimuleert zijn leerlingen een relatie te leggen tussen de betekenis van de film, de hedendaagse maatschappij en hun eigen leefwereld.
De filmdocent koppelt relevante kennis over filmgeschiedenis aan het project of de filmopdracht van de leerlingen.
2.5 Impact
De filmdocent reflecteert met zijn leerlingen op de wijze waarop film onze blik op de wereld kleurt en beeldvorming en stereotypering kan bewerkstelligen.
De filmdocent reflecteert met zijn leerlingen op de manier waarop film reageert op maatschappelijke ontwikkelingen en groepen mensen in beweging kan brengen.