Van antieke agon tot romantische ironie

Van antieke denkkracht tot zwaarmoedige decadentie 
Dit vak biedt de, voor het onderwijs en voor een beter begrip van de kunstgeschiedenis, noodzakelijke kennis op het gebied van de cultuurgeschiedenis van de klassieke oudheid, de middeleeuwen, renaissance, barok, en de 18e en 19e eeuw. Leidraad zijn daarbij de onderwerpen die in het schoolvak Kunst Algemeen aan de orde komen: Cultuur van de kerk van de 11de t/m de 14de eeuw, Hofcultuur van de 16de en 17de eeuw, Burgerlijke cultuur van Nederland in de 17de eeuw, Cultuur van Romantiek en Realisme in de 19de eeuw.

Speciale aandacht wordt besteed aan religieuze achtergronden, zoals de Griekse mythologie, het jodendom, christendom en de islam. Ook worden de filosofische grondslagen van de westerse cultuur bestudeerd; van de oude Grieken tot en met de denkers van de 19e eeuw.

Verder wordt gekeken naar de ontwikkelingen in andere kunstdisciplines dan de beeldende kunst: literatuur, muziek en met name podiumkunsten als theater, opera en dans. Waar mogelijk worden de verbindingen met de schilder- en beeldhouwkunst en de architectuur gelegd. Steeds is ook de relatie tussen de kunsten en de politiek onderwerp van gesprek, bijvoorbeeld bij de behandeling van de Nederlandse Opstand en de Gouden Eeuw, en de hofcultuur van de renaissance tot de verlichting.  Aandachtspunten zijn tevens de rol van en visie op de vrouw en de relatie en wisselwerking met niet-westerse culturen.

Werkvorm: hoor-/werkcollege, groepsgesprekken  , presentaties
Toetsvorm: schriftelijk tentamen /praktische opdrachten
Literatuur: videocolleges en bronnenmateriaal dat in de les wordt uitgedeeld
 

Delen